Johannes
Hus en
Hieronymus
van Praag
Het evangelie
was al in de negende eeuw in Bohemen verkondigd. De Bijbel was vertaald en
de kerkdiensten werden in de volkstaal gehouden. Maar naarmate de paus
machtiger werd, raakte het Woord van God meer op de achtergrond. Gregorius
VII, die de trots van de koningen wilde breken, was ook vastbesloten het
volk klein te krijgen. Daarom vaardigde hij een bul uit waarin hij de
kerkdiensten in de taal van Bohemen uitdrukkelijk verbood. De paus
beweerde dat ,,het de Almachtige behaagde dat zijn eredienst in een
onbekende taal werd gehouden en dat de overtreding van deze regel al tot
veel kwaad en ketterijen aanleiding had gegeven”.1 Rome
besliste dat het licht van Gods Woord zou worden gedoofd en dat het volk
in duisternis zou worden gedompeld. Maar God had voor andere middelen
gezorgd om de gemeente in stand te houden. Veel Waldenzen en Albigenzen
die door de vervolgingen uit hun woonplaatsen in Frankrijk en Italië
waren verdreven, gingen naar Bohemen. Hoewel ze niet in het openbaar
durfden te preken, werkten ze toch ijverig in het geheim. Zo werd het ware
geloof toch van eeuw tot eeuw behouden.
Nog v66r de
tijd van Hus hadden enkele mannen in Bohemen de misbruiken in de kerk en
de losbandigheid van het volk openlijk veroordeeld. Hun werk had op vele
plaatsen bijval geoogst. De kerkelijke overheid was verontrust en begon de
aanhangers van het evangelie te vervolgen. Ze werden door soldaten
opgejaagd wanneer ze in de bossen en bergen hun diensten hielden en
velen werden gedood. Na enige tijd werd bepaald dat iedereen die afweek
van het rooms-katholicisme moest worden verbrand. De gelovigen die hun
leven gaven, hoopten dat het christendom toch de overwinning zou behalen.
Een van de gelovigen die leerde dat de mens alleen door het geloof in de
gekruisigde Heiland kon worden verlost, zei kort v66r zijn dood: ,,De
woede van de vijanden van de waarheid haalt nu wel de overwinning op ons,
maar zo zal het niet blijven. Uit het gewone volk zal er iemand opstaan,
zonder zwaard en zonder macht, en men zal niets tegen hem kunnen doen”.2
De tijd van Luther was nog lang niet aangebroken en toch stond er
iemand op die door zijn getuigenis tegen Rome de volken in beroering zou
brengen.
Johannes Hus
was de zoon van eenvoudige mensen. Zijn vader stierf toen hij nog heel
jong was en zijn vrome moeder, die onderwijs en godsvrucht als het
kostbaarste in het~leven beschouwde, wenste haar zoon dit erfdeel mee te
geven. Hus bezocht eerst de provinciale school en ging toen naar de
universiteit in Praag, waar hij kosteloos mocht studeren. Zijn moeder ging
met hem mee naar Praag. Als arme weduwe kon zij haar zoon geen aardse
goederen schenken, maar toen ze dicht bij de grote stad waren, knielde ze
neer naast haar zoon, die geen vader meer had, en smeekte de zegen van hun
hemelse Vader voor hem af. Zijn moeder kon toen niet vermoeden op welke
manier haar gebed zou worden verhoord.
Op de
universiteit onderscheidde Hus zich onmiddellijk door zijn onvermoeibare
ijver en zijn snelle vorderingen. Hij won ieders achting door zijn
onbesproken levenswandel en zijn vriendelijk, innemend karakter. Hij was
een oprechte aanhanger van de katholieke kerk en verlangde vurig naar de
zegeningen die de kerk beweerde te schenken. Hij ging ter gelegenheid van
een jubelfeest biechten, betaalde tot de laatste cent uit zijn schamel
bezit en nam deel aan de processies om de beloofde af laat te
verkrijgen. Toen hij afgestudeerd was, werd hij priester. Hij klom spoedig
op en na enige tijd werd hij aan het hof van de koning verbonden. Aan de
universiteit waar hij zijn opleiding had genoten, werd hij tot hoogleraar
en later tot rector benoemd. In korte tijd was de eenvoudige student die
kosteloos mocht studeren de trots van zijn land en een beroemdheid in heel
Europa geworden.Hus begon zijn hervorming e.chter op een heel ander vlak.
Verschillende jaren na zijn priesterwijding werd hij tot kapelaan van de
kapel van Bethlehem benoemd. De stichter van deze kapel hechtte erg veel
belang aan de verkondiging van het evangelie in de volkstaal. Ondanks het
verzet van Rome was het gebruik in Bohemen niet helemaal afgeschaft.
Maar de mensen kenden bijna niets van de Bijbel en de ergste zonden
woekerden onder alle lagen van de bevolking. Hus veroordeelde dit kwaad
onomwonden en beriep zich op het Woord van God om de beginselen van
waarheid en zuiverheid die hij verkondigde, kracht bij te zetten.
Een burger
van Praag — Hiëronymus
genaamd — die
later zo nauw met Hus verbonden zou zijn, had bij zijn terugkeer uit
Engeland de werken van Wyclif meegebracht. De koningin van Engeland, die
zich tot de leer van Wyclif had bekeerd, was een Boheemse prinses en onder
haar invloed werden de werken van de hervormer overal in haar geboorteland
verspreid. Hus las ze met grote belangstelling. Hij geloofde dat ze waren
geschreven door een oprecht christen en hij stond positief tegenover
hervormingen die Wyclif wilde invoeren. Hus was zonder dat hij er zich van
bewust was al een weg ingeslagen die hem steeds verder van Rome zou
verwijderen.
In die tijd
waren er twee vreemdelingen uit Engeland in Praag aangekomen: twee
geleerden die het licht hadden ontvangen en het in dit verre land wilden
verspreiden. Toen zij het oppergezag van de paus openlijk durfden
aanvallen, legde de overheid’ hun onmiddellijk een spreekverbod op. Ze
wilden hun plan echter niet opgeven en besloten daarom andere middelen te
gebruiken. Daar deze predikers ook kunstenaars waren, begonnen ze hun
vak te beoefenen. Ze maakten twee tekeningen op een plein. Een daarvan
stelde de intocht van Jezus in Jeruzalem voor, ,,zachtmoedig en rijdend op
een ezel”,3 gevolgd door zijn leerlingen in versleten kleren
en op blote voeten. De andere tekening stelde een pauselijke processie
voor: de paus uitgedost in dure kleren, met de tiara op zijn hoofd,
rijdend op een opgetuigd paard, voorafgegaan door bazuinblazers en gevolgd
door kardinalen en prelaten in prachtige gewaden.
Dit was een
preek die iedereen opviel. In dichte drommen kwamen de mensen naar de
tekeningen kijken. De bedoeling kon niemand ontgaan en velen werden diep
getroffen door de tegenstelling tussen de zachtmoedigheid en nederigheid
van Christus, de Meester, en de hoogmoed en verwaandheid van de paus, die
zich zijn dienaar noemde. Er ontstond grote beroering in Praag en na enige
tijd achtten de vreemdelingen het voor hun eigen veiligheid raadzaam te
vertrekken. Maar de les die zij hadden gegeven, werd niet vergeten. De
tekeningen hadden een diepe indruk op Hus gemaakt en hij besloot de Bijbel
en de werken van Wyclif grondiger te bestuderen. Hoewel hij het toen nog
niet eens was met alle hervormingen die Wyclif wilde invoeren, begon hij
het ware karakter van het pausdom beter te begrijpen en veroordeelde hij
de hoogmoed, eerzucht en corruptie van de kerkelijke overheid met meer
overtuiging.
Van Bohemen
straalde het licht uit naar Duitsland, want door relletjes aan de
universiteit van Praag moesten honderden Duitse studenten het land
verlaten. Velen onder hen hadden bij Hus hun eerste bijbelkennis opgedaan
en toen ze in hun land terug waren, verspreidden ze er het evangelie.
Rome werd op
de hoogte gesteld van de gebeurtenissen in Praag en Hus moest kort daarna
voor de paus verschijnen. Als hij op de dagvaarding inging, zou hij
zeker ter dood gebracht worden. De koning en de koningin van Bohemen, de
universiteit, leden van de adel en regerings-functionarissen richtten
gezamenlijk een oproep tot de paus om Hus toestemming te geven in Praag te
blijven en door bemiddeling van een gevolmachtigde rekenschap af te leggen
in Rome. De paus wees dit verzoek van de hand en liet een onderzoek
instellen naar de activiteiten van Hus, waarna hij hem veroordeelde en
de stad Praag in de ban deed.
In die tijd
gaf zo’n veroordeling altijd aanleiding tot algemene ontsteltenis. De
plechtigheden die ermee gepaard gingen, moesten de bevolking schrik
aanjagen. Men beschouwde de paus immers als de vertegenwoordiger van God
en als de man die de sleutels van de hemel en de hel in handen had en
zowel wereldlijke als kerkelijke straffen kon opleggen. Men geloofde dat
de hemelpoort gesloten bleef voor mensen uit een gebied waarover de
banvloek was uitgesproken en dat de doden buiten ,,het oord der
gelukzaligen” moesten blijven tot het de paus zou behagen de ban op te
heffen. Alle kerken werden na zo’n verschrikkelijk onheil gesloten.
Huwelijken werden op kerkhoven gesloten. De doden, die niet in gewijde
aarde mochten worden begraven, werden zonder enige
begrafenisplechtigheid in de sloten en op de akkers begraven. Zo probeerde
Rome het geweten van de mensen onder druk te zetten met middelen die tot
de verbeelding spraken.
De stad Praag
was in rep en roer. Een grote groep mensen beschuldigde Hus ervan de
oorzaak van deze rampen te zijn. Ze eisten dat hij aan de wraak van Rome
zou worden overgeleverd. De hervormer trok zich enige tijd terug in zijn
geboortedorp om de storm te laten bedaren. Aan zijn vrienden die hij in
Praag had achtergelaten, schreef hij: ,,lk heb me uit jullie midden
teruggetrokken om het gebod en het voorbeeld van Jezus Christus te volgen,
om de bozen geen aanleiding te geven zich de eeuwige verdoemenis op de
hals te halen en voor de vromen geen oorzaak van verdriet en vervolging te
zijn. 1k heb mij ook teruggetrokken uit vrees dat goddeloze priesters nog
langer de prediking van het Woord van God blijven verbieden, maar ik heb
jullie niet verlaten om Gods waarheid te verloochenen, want met Gods hulp
ben ik bereid daarvoor te sterven”.4 Hus bleef doorwerken.
Hij reisde in de omgeving en preekte voor de mensen, die graag naar hem
kwamen luisteren. Juist door de maatregelen van de paus om het evangelie
te onderdrukken werd de blijde boodschap in ruimere kring verspreid.
,,Want wij vermogën niets tegen de waarheid, maar wel voor de
waarheid”.5
,,ln dit
stadium van zijn loopbaan schijnt Hus een pijnlijke gewetensstrijd te
hebben uitgevochten. Hoewel de kerk hem met haar banbliksems wilde
treffen, verwierp hij haar gezag niet. Hij beschouwde de roomskatholieke
kerk nog altijd als de bruid van Christus en de paus als de
vertegenwoordiger en plaatsvervanger van God. Hus bestreed het
machtsmisbruik, maar niet het beginsel op zichzelf. Dit leidde tot een
verschrikkelijk conflict tussen zijn overtuiging en de eisen van zijn
geweten. Hij géloofde dat het gezag rechtvaardig en onfeilbaar was, maar
vroeg zich af waarom hij zich dan toch verplicht voelde het niet te
gehoorzamen. Hij zag wel in dat hij zondigde als hij gehoorzaamde. Maar
waarom leidde gehoorzaamheid aan een onfeilbare kerk tot zo’n dilemma?
Hij kon er maar geen antwoord op vinden. Deze twijfel liet hem geen minuut
los. De beste verklaring die hij toen kon geven was dat de geschiedenis
zich herhaalde: zoals in de tijd van Christus waren de priesters van zijn
tijd corrupt geworden en maakten ze misbruik van hun wettig gezag om
onwettige doeleinden te bereiken. Daarom nam hij voor zichzelf een
leidraad aan en predikte die ook aan anderen: hij geloofde dat de
voorschriften van de Bijbel het geweten moeten leiden. Met andere woorden:
God, die in de Bijbel spreekt, is de onfeilbare gids en niet de kerk, die
spreekt bij monde van haar priesters”.6
Toen de storm
in Praag na enige tijd was geluwd, keerde Hus naar zijn kapel van
Bethlehem terug om met nog meer ijver en moed het Woord van God te
verkondigen. Zijn vijanden waren actief en machtig, maar de koningin en
vele edellieden waren zijn vrienden. Bovendien koos de overgrote
meerderheid van het volk partij voor hem. Velen vergeleken zijn zuivere,
positieve leer en zijn heilig leven met de schandelijke dogma’s die de
rooms-katholieke kerk verkondigde en met de hebzucht en de losbandigheid
van de priesters. De mensen beschouwden het als een eer aan de zijde van
Hus te staan.
Tot
dusverre had Hus de taak alleen op zich genomen, maar nu kreeg hij een
medewerker, Hiëronymus, die tijdens zijn verblijf
in Engeland de leer van Wyclif had aangenomen. Voortaan waren ze één in
hun leven en zouden later ook één zijn in hun sterven. Hiëronymus
muntte uit door zijn scherpzinnigheid, buitengewone welsprekendheid en geIeerdheid,
waardoor hij bij iedereen in de gunst stond. Hus had echter meer
karaktersterkte. Zijn bezonken oordeel hield de impulsieve geest van Hiëronymus
in toom. Hiëronymus gaf zich in oprechte nederigheid rekenschap van de
innerlijke waarde van Hus en volgde zijn raad dan ook op. Dank zij hun
gemeenschappelijke inspanningen nam de hervorming sneller uitbreiding.
God gaf deze
uitverkoren mannen een heldere geest en inzicht in vele dwalingen van
Rome. Maar ze kregen niet al het licht dat aan de wereld zou worden
geschonken. Door zijn twee boodschappers leidde God het volk uit de
duisternis van de roomse leer. Ze zouden echter nog vele grote
hindernissen op hun weg tegenkomen en daarom leidde God hen stap voor
stap, zodat het hun niet te zwaar viel. Ze waren er niet op voorbereid al
het licht onmiddellijk te ontvangen. Zoals het volle licht van de
middagzon te fel is voor iemand die lang in het donker heeft gezeten, was
het volle licht van de waarheid ook te veel voor hen. Daarom stemde God
zijn openbaringen aan de leiders af op het bevattingsvermogen van het
volk. Van eeuw tot eeuw zouden ze worden opgevolgd door andere trouwe
arbeiders die het volk verder zouden leiden op de weg van de Hervorming.
Het schisma
in de kerk duurde voort. Drie pausen wedijverden nu voor het oppergezag.
Door hun onderlinge strijd waren misdaad en onrust schering en inslag in
de christelijke wereld. Zij slingerden niet alleen hun banbllksems naar
elkaar, maar grepen ook naar de wapens. Elke partij probeerde wapens te
kopen en huurlingen aan te werven. Daar hadden ze natuurlijk geld voor
nodig. Om daaraan te komen werden aflaten, ambten en zegeningen van de
kerk te koop aangeboden (zie Aanhangsel onder ,Aflaten’). Ook de
priesters die het voorbeeld van hun meerderen navolgden, zochten hun heil
in simonie en oorlogvoering om hun mededingers te vernederen en hun
eigen macht te vergroten. Hus veroordeelde deze gruwelen, die in naam
van de godsdienst werden bedreven, met een stoutmoedigheid die met de dag
groter werd. Het volk gaf de roomse leiders openlijk de schuld van de
ellende waarmee de christenheid geplaagd werd.
Weer scheen
de stad Praag aan de rand van een bloedig conflict. Zoals vroeger werd de
dienaar van God ervan beschuldigd dat hij ,,lsraël in het ongeluk
stort”.7 Weer werd de stad in de ban gedaan. Hus trok zich
toen terug in zijn geboortedorp. Er kwam een einde aan zijn trouw
getuigenis in de kapel van Bethlehem, die hem zo dierbaar was. Hus zou
zijn actie nog uitbreiden en zich tot de hele christenheid richten voordat
hij zijn leven gaf als een getuige voor de waarheid.
Om het onheil
te herstellen dat Europa in beroering bracht, werd een oecumenisch
concilie bijeengeroepen te Konstanz. Op verzoek van keizer Sigismund werd
het concilie door één van de drie wedijverende pausen, namelijk Joannes
XXIII, belegd. Het verzoek viel helemaal niet in goede aarde bij paus
Joannes XXIII, want zijn levenswandel en beleid waren helemaal niet van
dien aard dat hij niet bang hoefde te zijn voor een onderzoek, ook al was
het in handen van geestelijken die het met de eerlijkheid niet zo nauw
namen. Hij durfde zich echter niet tegen de wil van Sigismund te verzetten
(zie Aanhangsel onder ,Het Concilie van Konstanz’).
De
belangrijkste opdrachten die het concilie moest vervullen, waren het beëindigen
van het schisma en het uitroeien van de ketterij. Daarom werden de twee
tegenpausen en de voornaamste verspreider van de nieuwe opvattingen,
Johannes Hus, opgeroepen. De twee tegenpausen vreesden voor hun veiligheid
en kwamen niet persoonlijk, maar werden door afgevaardigden
vertegenwoordigd. Paus Joannes, die het concillie had bijeengeroepen, kwam
met angstige voorgevoelens, want hij vermoedde dat de keizer hem wilde
afzetten en vreesde ook rekenschap te moeten afleggen voor het kwaad dat
de tiara te schande had gemaakt en voor de misdaden die hij had gepleegd
om de troon te bemachtigen. Toch deed hij met veel pracht en praal zijn
intrede in de stand Konstanz begeleid door de hoge geestelijkheid en
gevolgd door vele hovelingen. Alle geestelijken en notabelen van de stad
en een grote groep inwoners gingen tot buiten de stadsmuren om hem te
verwelkomen. Vier van de belangrijkste gezagsdragers hielden een
goudkleurig baldakijn boven zijn hoofd. Vóór hem droeg men ,,het heilig
sacrament” en de prachtige gewaden van kardinalen en edel-lieden zetten
het geheel veel luister bij.
Intussen
naderde een andere reiziger Konstanz. Hus was zich bewust van de gevaren
die hem bedreigden. Hij nam afscheid van zijn vrienden en dacht dat hij ze
nooit meer zou terugzien, want hij vermoedde dat hij naar de brandstapel
zou worden gebracht. Hoewel hij een vrijgeleide van de koning van Bohemen
had gekregen en onderweg ook één van keizer Sigismund, regelde hij alles
met het oog op zijn dood.
In een brief
aan zijn vrienden te Praag zei hij: ,,Broeders... Ik vertrek met een
vrijgeleide van de koning om mijn vele doodsvijanden te ontmoeten... Ik
vertrouw helemaal op de almachtige God, op mijn Heiland. 1k hoop dat Hij
jullie vurige gebeden zal verhoren, dat Hij mij zijn voorzichtigheid en
wijsheid in de mond zal leggen, zodat ik tegen hen opgewassen zal zijn,
dat Hij mij zijn Heilige Geest zal schenken om mij in zijn waarheid te
versterken, zodat ik moedig verleidingen, gevangenschap en zo nodig de
wrede dood onder ogen kan zien. Jezus Christus heeft voor zijn beminden
geleden. Moet het ons dan verwonderen dat Hij ons zijn voorbeeld heeft
nagelaten, opdat wij alles geduldig zouden verdragen voor onze eigen
zaligheid? Hij is God en wij zijn zijn schepselen; Hij is de Here en wij
zijn zijn dienaren; Hij is de Heer van de wereld en wij zijn verachtelijke
stervelingen. En toch is Hij ter dood gebracht! Waarom zouden wij dan niet
de marteldood sterven, vooral wanneer het lijden ons loutert? Daarom,
geliefden, als mijn dood kan bijdragen tot zijn eer, moeten jullie bidden
dat ik spoedig mag sterven en dat de Here mij in staat mag stellen om al
mijn ellende met goede moed te dragen. Maar als het beter is dat ik bij
jullie terugkeer, moeten wij bidden dat ik onberispelijk mag zijn, dat wil
zeggen zonder dat ik één jota van de waarheid van het evangelie heb
verzwegen, om mijn broeders een uitstekend voorbeeld ter navolging te
geven. Daarom zullen jullie mij waarschijnlijk nooit meer in Praag
terugzien, maar mocht het de almachtige God behagen mij bij jullie terug
te brengen, laten wij dan met een standvastiger hart in de kennis van en
met liefde voor zijn wet vooruitgaan”.8
In een andere
brief, gericht aan een priester die een volgeling van het evangelie was
geworden, sprak Hus met grote nederigheid over zijn eigen dwalingen en
beschuldigde hij zichzelf ervan ,,genoegen te hebben beleefd aan het
dragen van dure priestergewaden en uren te hebben verspild aan
onbenulligheden”. Hij gaf ook de aangrijpende vermaning: ,,Moge de eer
van God en de redding van zielen je hoofdbekommernis zijn en niet het
bezitten van prebenden en landgoederen. Je moet ervoor oppassen dat je
niet meer zorg besteedt aan je huis dan aan je ziel. Zorg vooral voor het
geestelijk bouwwerk. Wees vroom en nederig bij de armen en verspil je
geld niet aan smulpartijen. Als je je leven niet betert en je je niet
onthoudt van al het overbodige, vrees ik dat je streng gestraft zal
worden, zoals ikzelf... Je kent mijn leer, want ik heb je daarover al in
je jeugd onderricht. Daarom hoef ik je niet meer te schrijven. Maar ik
bezweer je bij de genade van onze Here mij niet na te volgen in enige
ijdelheid waarin je mij hebt zien vallen”. Op de enveloppe schreef hij:
,,Beste vriend, ik smeek je dit zegel pas te verbreken als je er zeker
van bent dat ik dood ben”.9
Op zijn reis
zag Hus overal aanwijzingen dat zijn leer ingang had gevonden en dat de
mensen gunstig stonden tegenover zijn zaak. Het volk stroomde toe om hem
te ontmoeten en in sommige steden werd hij door de notabelen rondgeleid.
Toen
hij in Konstanz aankwam, mocht hij overal vrij rondlopen. Naast het
vrijgeleide van de keizer kreeg hij nog de persoonlijke verzekering van de
paus dat hij zou worden beschermd. Maar ondanks de vele plechtige
verklaringen werd de
hervormer kort daarna op bevel van de paus gevangen genomen en in een
afschuwelijke cel opgesloten. Later werd hij naar een burcht op de andere
oever van de Rijn gebracht en daar gevangen gehouden. De paus beleefde
niet veel genoegen aan zijn woordbreuk, want hij werd in dezelfde
gevangenis opgesloten.10 Het concilie had hem schuldig bevonden
aan de gemeenste misdaden: moord,
simonie, ontucht en ,,zonden die men fatsoenshalve niet kan noemen”,
zoals het concilie dat uitdrukte. Ten slotte werd hem de tiara ontnomen en
kwam hij in de gevangenis terecht. Ook de tegenpausen werden afgezet en er
werd een nieuwe paus verkozen
De paus had gruwelen bedreven die erger waren dan de
misdaden waarvan Hus de priesters beschuldigde. Daarom had hus trouwens
aangedrongen op herormingen. Toch zou hetzelfde concille dat de paus had
afgezet de hervormer ter dood laten brengen. De gevangenneming van Hus had
grote verontwaardiging uitgelokt in Bohemen. Machtige edellieden
protesteerden met aangrang bij het concille tegen deze schanddaad. De
keizer, die niet wilde dat een vrijgeleide gechonden werd, verzette zich
tegen de maatregelen die tegen Hus werden genomen . Maar de vijanden van
de hervormer waren boosaardig en vastberaden. kZij deden een beroep op de
vooroordelen van de keizer, op zijn vrees en op zijn geloofsijver. Met
lang uitgewerkte argumenten probeerden zijn vijanden te bewijzen
"dat men zijt woord worden verdacht, ook al hebben ze een vrjgeleide
van de keizer en van de koningen." 11 En ze kregen wat ze wilden.
Verzwakt door ziekte en gevangenschap, door de
vpcjtoge. verpeste lucht in zijn cel en door de koorts die hem bijna
het leven kostte, werd Hus ten slotte voor het concillie gebracht,
Geketend stond hij voor de keizer, die op izjn eer en goede
trouw plechtig had beloofd hem te zullen beschermen. Tijdens het langdurig
verhoor hield Hus onwrikbaar vast an de waarheid en in aanwezigheid van
alle gezagsdragers van Kerken staat protesteerde hij plechtig en oprecht
tegen de corruptie van zijn leer en de brandstapel verkoos hij de
marteldood.
Gods genade gaf hem kracht. Tidens zijn wekenlange
lijdensweg vóór het eindvonnia werd jij van hemeise vrede vervuld. In
een brief aan een vriend zei hij: "Ik schrijf deze woorden in
de gevangenis, met mijn handen in bodien geslagen in afwachting van mijn
doodvonnis dat morgen worde uitgesproken... a;s wok eolaar dppr Christus'
genade terugzien hoe barmhartig God is gweest em jpe Jok ,ok heeft
geholpen in alle verlejdingen en beproevingen." 12
In zijn donkere cel kwam Husss tot de overtuging dat
het ware geloof zou overwinnen, Hij droomde vaak van de kapel te Praag,
waar hij het evangelie had verkondigd, Hij zag hoe de paus en de
bisschoppen de afbeeldingen van Christus die hij op de mujren had
geschilderd uitwisten. "Deze droom ontsteide hem, mar de volgende dag
droomde hij dat vele schilders weer nieuwe afbeeldingen in nog fellere
kleuren op de muren aanbrachten, Zodra hun werk af was, riepen de
schilders, die in een grote menigte stonden: "Laat de pausen en
bisschoppen nu maar komen! Zij zullen ze nooit meer uitwissen! Toen de
hervormerzijn
droom vertelde, zei hij: ,,lk ben er zeker van dat het beeld van Christus
nooit meer zal worden uitgewist. Ze willen het vernietigen, maar het zal
weer in alle harten worden gegrift door predikanten die veel bekwamer zijn
dan ik”.13
Hus
verscheen voor de laatste keer voor het concilie. En waren vele illustere
persoonlijkheden op de vergadering: de keizer, de vorsten van het
keizerrijk, de koninklijke afgevaardigden, kardinalen, bisschoppen,
priesters en een ontelbare menigte die wilde zien wat er zou gebeuren. Uit
alle delen van Europa waren de getuigen van dit grote offer in de lange
strijd voor de gewetensvrijheid samengekomen.
Toen
Hus zijn definitieve beslissing kenbaar moest maken, weigerde hij zijn
beginselen te herroepen en met zijn doordringende blik keek hij naar de
keizer, die zo schaamteloos woordbreuk had gepleegd. Hij zei:
,,lk
ben uit Vrije wil Voor dit concilie verschenen. De keizer, die hier
aanwezig is, had beloofd mij te beschermen. ik heb al mijn vertrouwen in
hem gesteld”.14 Sigismund bloosde van schaamte toen de hele
vergadering naar hem keek.
Toen
het vonnis was geveld, begon de plechtigheid om Hus uit het priesterambt
te ontzetten. De bisschoppen staken hun gevangene in priesterkleren. Toen
Hus zijn albe aannam zei hij: ,,Men heeft onze Here Jezus Christus ook in
een wit kleed gestoken toen Herodus Hem naar Pilatus stuurde, omdat men
Hem wilde bespotten”.15 Toen men Hus nogmaals aanspoorde om
zijn leer te herroepen, richtte hij zich tot de menigte en zei: ,,Hoe zou
ik dan naar de hemel kunnen opkijken? Hoe zou ik al die mensen kunnen
aankijken aan wie ik het zuivere evangelie heb verkondigd? Neen, ik vind
hun zaligheid meer waard dan dit arme lichaam dat nu ten dode is
opgeschreven”. De delen van het priestergewaad werden één voor één
verwijderd. Elke bisschop die aan de plechtigheid deelnam, moest een vloek
uitspreken. Ten slotte zetten zij hem de papieren mijter beschilderd met
afschuwelijke duivels en met het duidelijk leesbare woord ,Aartsketter’,
op het hoofd. ,Met grote blijdschap wil ik deze kroon van schande dragen
om Uwentwil, Heer Jezus, die voor mij een doornenkroon hebt gedragen”,
zei Hus.
Toen
hij zo was ,uitgedost’, zeiden de prelaten: ,Nu leveren wij u over aan
de duivel’. Terwijl Johannes Hus zijn ogen naar de hemel opsloeg, zei
hij: ,ln uw handen beveel ik mijn geest, want Gij hebt mij verlost”.16
Toen werd hij aan het wereldlijk gezag overgeleverd en naar de plaats van
zijn terechtstelling gebracht. Er volgde een zeer lange stoet:
wapenknechten,
priesters, bisschoppen in dure gewaden en de inwoners van Konstanz. Toen
hij aan de paal was vastgebonden en alles in gereedheid was gebracht om
het vuur aan te steken, wees men de martelaar nogmaals op de mogelijkheid
dat hij zijn leven kon redden als hij zijn dwalingen wilde herroepen.
,,Welke dwalingen moet ik herroepen?”, vroeg Hus. ,,lk weet dat ik mij
aan geen enkele dwaling heb schuldig gemaakt. Ik neem God tot getuige. Met
mijn geschriften en preken heb ik alleen zielen willen redden van zonde en
ondergang. Daarom wil Ik de waarheid waarover Ik geschreven en gepreekt
heb vol blijdschap met mijn bloed bezegelen”.17 Toen het vuur
rondom hem brandde, zong hij: ,,Jezus, Zone Davids, ontferm U over mij”.
Hij hield pas op toen zijn stem voor altijd zweeg.
Zijn
moed maakte zelfs op. zijn vijanden een diepe indruk. Een vurig aanhanger
van de paus heeft over de marteldood van Hus en Hiëronymus, die hem
niet lang daarna zou volgen, geschreven: ,,Ze waren kalm en vastberaden
toen hun stervensuur naderde. Ze maakten zich gereed voor de brandstapel
alsof ze naar een bruiloft gingen. Zij slaakten geen kreet van pijn. Toen
de vlammen opsloegen, begonnen zij te zingen. De hitte van het vuur kon
hun lied nauwelijks doen ophouden”18
Toen
het lichaam van Hus helemaal was verast, werden zowel de as als de grond
waarop hij had gestaan in de Rijn uitgestrooid en naar zee gevoerd. Zijn
vervolgers dachten dat zij toen ook de waarheid die hij had verkondigd
hadden uitgeroeid. Ze beseften niet dat de as die naar zee werd gevoerd,
zou zijn als zaad dat over alle landen wordt uitgestrooid en in landen die
toen nog niet ontdekt waren overvloedig vrucht zou dragen en voor de
waarheid zou getuigen. De stem die in de conciliezaal te Konstanz had
gesproken zou in de komende eeuwen weerklinken. Hus is dood, maar de
waarheid waarvoor hij stierf zal blijven bestaan. Zijn voorbeeld van
geloof en vastberadenheid zou talloze mensen moed geven om de waarheid te
blijven verdedigen — ook wanneer ze met foltering en met de dood
werden bedreigd. Zijn terecht-stelling had de gehele wereld getoond hoe
wreed Rome eigenlijk is. De vijanden van de waarheid hadden zonder dat ze
het beseften bijgedragen tot de vooruitgang van de zaak die ze tevergeefs
probeerden te vernietigen.
Maar
er zou nog een andere brandstapel te Konstanz worden opgericht. Een andere
martelaar zou ook met zijn bloed voor de waarheid getuigen. Hiëronymus
had Hus moed ingesproken toen hij naar het concilie vertrok. Hij zei dat
hij hem persoonlijk te hulp zou komen als hij in gevaar verkeerde. Toen
hij hoorde dat de hervormer gevangen genomen was, wilde de trouwe
volgeling onmiddellijk doen wat hij beloofd had. Hij vertrok met één
reisgezel en zonder vrijgeleide naar Konstanz. Toen hij daar aankwam,
besefte hij dat hij zichzelf slechts aan gevaren had blootgesteld zonder
ook maar iets voor Hus te kunnen doen. Hij vluchtte, maar werd op de
terugweg gevangen genomen, in boeien geslagen en door een bende soldaten
naar Konstanz teruggebracht. Toen hij de eerste keer voor het concilie
verscheen, werden zijn pogingen om te antwoorden op de beschuldigingen die
tegen hem werden ingebracht, overstemd door gebrul: ,,Naar de brandstapel
met hem! Naar de brandstapel!”19 Hij werd in een cel
opgesloten, vastgeketend in een houding die hem erg veel pijn deed en op
water en brood gezet. Na enkele maanden werd Hiëronymus door die
verschrikkelijke behandeling doodziek. Zijn vijanden vreesden dat hij
door de dood zou ontsnappen en begonnen hem wat menselijker te
behandelen. Toch zou hij een jaar in zijn cel blijven.
De
dood van Hus had niet het resultaat opgeleverd dat de aanhangers van de
paus ervan hadden verwacht. De schending van het vrijgeleide had een storm
van protest uitgelokt. Het concilie achtte het daarom raadzaam Hiëronymus
niet naar de brandstapel te sturen. Ze wilden hem zo mogelijk dwingen
alles te herroepen. Hij werd voor de vergadering gebracht en mocht
kiezen tussen de openbare erkenning van zijn dwaling of sterven op de
brandstapel. Hij zou het als een zegen hebben beschouwd als hij was
gestorven toen hij pas in de gevangenis was, want hij had vreselijk
geleden tijdens zijn gevangenschap. Maar nu was hij verzwakt door ziekte,
door het harde leven in de gevangenis en door de foltering van angst en
onzekerheid. Hij was gescheiden van zijn vrienden en ontmoedigd door de
dood van Hus. Daarom zwichtte hij:hij stemde ermee in zich aan het
concilie te onderwerpen. Hij beloofde plechtig dat hij het katholicisme
trouw zou blijven en aanvaardde de beslissingen van het concilie, dat de
leer van Wyclif en Hus had veroordeeld, behalve de ,,heilige
waarheden” die hij had onderwezen.2°
Hierdoor
probeerde Hiëronymus zijn geweten te sussen en aan zijn veroordeling te
ontkomen. Maar in de stilte van zijn cel besefte hij beter wat hij had
gedaan. Hij dacht aan de moed en trouw van Hus en vergeleek die met zijn
eigen verloochening van de waarheid. Zijn gedachten gingen uit naar de
goddelijke Meester aan Wie hij had beloofd dat hij Hem zou dienen en die
voor hem aan het kruis stierf. Vóór de herroeping had hij ondanks al
het lijden troost gevonden in de zekerheid van Gods genade, maar nu werd
hij door wroeging en twijfel gekweld. Hij wist dat hij nog meer zou moeten
herroepen voor hij in vrede met Rome zou kunnen leven. De weg die hij had
ingeslagen, leidde alleen maar tot volledige afvalligheid. Zijn besluit
stond vast. Hij wilde de Here niet verloochenen om aan een korte
lijdensweg te ontkomen.
Kort
daarna stond hij weer voor de concilievaders. Zijn onderwerping had de
rechters toch geen voldoening geschonken. Hun bloeddorst, die door de dood
van Hus was geprikkeld, vroeg om nieuwe slachtoffers. Hiëronymus kon zijn
leven alleen redden door een onvoorwaardelijke herroeping van de waarheid.
Maar hij was vastbesloten zijn geloof te belijden en zijn broeder die als
een martelaar was gestorven naar de brandstapel te volgen.
Hij
trok zijn vroegere herroeping in en met de dood voor ogen vroeg hij
plechtig toestemming om zich te verdedigen. De prelaten vreesden voor de
invloed die van zijn woorden zou kunnen uitgaan, en wilden dat hij alleen
de rechtvaardigheid van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen zou
bevestigen of ontkennen. Hiëronymus protesteerde tegen zo’n wreedheid
en onrechtvaardigheid. ,,Jullie hebben mij driehonderd veertig dagen
lang opgesloten in een verschrikkelijke, vuile, ongezonde en stinkende
cel. Ik had aan alles gebrek. Jullie roepen mij op om voor het concilie te
verschijnen. Jullie luisteren wel naar mijn doods-vijanden, maar weigeren
naar mij te luisteren. Als jullie echt wijs en verstandig waren, zouden
jullie niet onrechtvaardig zijn. Ik ben maar een zwakke sterveling. Mijn
leven is onbelangrijk. Als ik jullie vraag om geen onrechtvaardig vonnis
te vellen, spreek Ik niet zo zeer in mijn eigen belang als wel in jullie
belang”.21
Zijn
verzoek werd dan toch ingewilligd. In aanwezigheid van zijn rechters
knielde hij neer en bad om de leiding van de Heilige Geest bij het
uitdrukken van zijn gedachten en bij de keuze van zijn woorden, opdat hij
niets zou zeggen dat de waarheid geweld aandeed of zijn Meester onwaardig
was. Op die dag ging de belofte van God aan de eerste discipelen in
vervulling: ,,Gij zult ook geleid
worden voor stadhouders en koningen om Mijnentwil ... Wanneer zij u
overleveren, maakt u dan niet bezorgd, hoe of wat gij spreken zult: want
het zal u in die ure gegeven worden wat gij spreken moet; want gij zijt
het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u
spreekt”.22
De
woorden van Hiëronymus dwongen zelfs bij zijn vijanden verbazing en
bewondering af. Hij had een heel jaar in de cel gezeten, had niets kunnen
lezen of zien, had lichamelijk en geestelijk veel geleden. Toch bracht hij
zijn argumenten zo duidelijk en overtuigend naar voren alsof hij volop de
gelegenheid had gekregen ze voor te bereiden. Hij wees zijn toehoorders op
de lange reeks heilige mannen die door onrechtvaardige rechters waren
veroordeeld, In bijna elke generatie zijn er mannen geweest die de mensen
van hun tijd tot betere gedachten en gevoelens probeerden te brengen, maar
daarvoor werden veroordeeld en verbannen. De mensen die na hen kwamen
erkenden echter hun verdiensten. Ook Christus werd als een boosdoener door
de onrechtvaardige rechters veroordeeld.
Bij
de herroeping van zijn beginselen had Hiëronymus ook toegegeven dat het
vonnis van Hus rechtvaardig was. Nu zei hij dat hij er spijt van had. Hij
verklaarde dat de martelaar een onschuldig en heilig man was:,,lk kende
hem al toen hij nog een jongen was. Hij was een voortreffelijk
rechtvaardig en heilig mens. Hij werd veroordeeld hoewel hij onschuldig
was... Ook ik ben bereid te sterven: ik schrik niet terug voor martelwerktu
igen die door mijn vijanden en door valse getuigen voor mij in gereedheid
zijn gebracht. Maar eens zullen ze voor de grote God, die niet kan worden
bedrogen, rekenschap moeten afleggen voor hun bedrog”.23Hiëronymus
verklaarde dat het hem speet dat hij de waarheid had ontkend en zei ook:
,,Geen van de zonden die ik sinds mijn jeugd heb gedaan, drukt z6 zwaar op
mij en kwelt mijn geweten zó erg als de zonde die ik hier op deze
ellendige plaats heb bedreven, toen ik instemde met het zeer
onrechtvaardige vonnis dat tegen Wyclif werd uitgesproken en tegen de
heilige martelaar Johannes Hus, mijn leermeester en vriend. Ja, ik
belijd uit de grond van mijn hart en ik verklaar met afschuw dat ik uit
vrees voor de dood op een schandelijke manier bezweken ben en hun leer heb
veroordeeld. Ik smeek daarom... de almachtige God dat Hij al mijn zonden
zou willen vergeven en vooral deze, de ergste van alle”. Hij wees met
zijn vinger naar de rechters en zei vastberaden: ,,Jullie hebben Wyclif en
Johannes Hus veroordeeld, niet omdat zij de leer van de kerk hebben
ondermijnd, maar omdat zij het schandelijk gedrag van de geestelijken
hebben veroordeeld — hun pracht en praal, hun hoogmoed en alle ondeugden
van de prelaten en priesters. Wat zij hebben gezegd, kunnen jullie niet
weerleggen. Ik ben het met hen eens”.
Hij
werd onderbroken. De prelaten waren buiten zichzelf van woede en brulden:
,,Hebben we nog meer bewijzen nodig? Deze kerel is de hardnekkigste
ketter!”
Onberoerd
door de storm die opstak, zei Hiëronymus: ,,Denken jullie soms dat ik
bang ben om te sterven? Jullie hebben me een heel jaar opgesloten in een
vreselijke cel die afschuwelijker was dan de dood. Jullie hebben me wreder
behandeld dan een Turk, Jood of heiden en mijn vlees is van mijn beenderen
weggerot. Toch klaag ik niet. Een moedig man doet dat niet. ik kan alleen
mijn verbazing uitspreken over zo’n barbaarsheid tegenover een
christen”.24
Opnieuw
barstte een storm van woede los. Hiëronymus werd vlug naar de gevangenis
gebracht. Toch waren er sommigen in de vergadering op wie zijn woorden
diepe indruk hadden gemaakt en die zijn leven wilden sparen. Kerkelijke
gezagsdragers kwamen hem opzoeken en drongen erop aan dat hij zich aan het
concilie zou onderwerpen. Een van hen beloofde hem een schitterende
toekomst als hij zijn verzet tegen Rome wilde opgeven. Maar Hiëronymus
bleef standvastig zoals zijn Meester toen men Hem de heerlijkheid van de
wereld wilde aanbieden.
,,Bewijs
me uit de Heilige Schrift dat ik dwaal en ik zal mijn dwaling
herroepen”, zei hij.
Een
van zijn belagers zei: ,,De Heilige Schrift! Moet men dan alles aan de
hand van dat boek beoordelen? Wie kan het begrijpen voordat de kerk het
heeft uitgelegd?”
Daarop
antwoordde Hiëronymus: ,,Zijn menselijke overleveringen geloofwaardiger
dan het evangelie van onze Heiland? Paulus heeft de gelovigen aan wie
hij schreef niet aangeraden menselijke overleveringen te volgen, maar hij
zei: ,Onderzoek de Schrift”.
,,Ketter”,
was het antwoord. ,,Het spijt me dat ik zo lang met je heb gepraat. Ik zie
dat je een werktuig van de duivel bent!”25
Hiëronymus
werd toen ter dood veroordeeld. Hij werd verbrand op dezelfde plaats waar
Hus op de brandstapel had gestaan. Zingend ging hij naar de plaats van
zijn terechtstelling. Zijn gezicht straalde van vreugde en vrede. Zijn
blik was op Christus gericht en de dood had voor hem al zijn verschrikking
verloren. Toen de beul die de brandstapel wilde aansteken achter hem ging
staan, zei de martelaar: ,,Kom maar vôör mij staan! Steek het vuur aan
terwijl ik het zie. Als ik bang was, zou ik hier niet staan”.
De
laatste woorden die hij uitsprak toen de vlammen oplaaiden, waren tot God
gericht: ,,Here, almachtige Vader, heb medelijden met mij en vergeef mij
mijn zonden, want Gij weet dat ik altijd uw waarheid heb Iiefgehad”.26
Zijn stem was niet meer hoorbaar, maar zijn lippen prevelden een
gebed. Toen de martelaar verbrand was, werd zijn as verzameld met de
aarde waarop ze was gevallen en werd zoals die van Hus in de Rijn
uitgestrooid.
Zo
kwamen Gods trouwe getuigen om het leven. Maar het licht van de waarheid
die ze hadden verkondigd — het licht van hun moedig voor-beeld — kon
niet worden gedoofd. Zoals men de zon niet in haar loop kan tegenhouden,
kan men ook de dageraad die
toen begon aan te breken niet tegenwerken.
De
terechtstelling van Hus had een golf van verontwaardiging en afschuw in
Bohemen uitgelokt. Iedereen had de indruk dat hij het slachtoffer van de
boosaardigheid van de priesters en van de onbetrouwbaarheid van de keizer
was geworden. Men vond dat hij de waarheid ge-trouw had verkondigd en dat
het concilie, dat hem had laten terecht-stellen, schuldig was aan moord.
Zijn leer kreeg nu meer aandacht dan ooit tevoren. De werken van Wyclif
moesten op bevel van de paus worden verbrand. Enkele daarvan waren aan de
vlammen ontsnapt en werden nu tevoorschijn gehaald. Ze werden samen met de
Bijbel of met de bijbelgedeelten die het volk bezat, bestudeerd en velen
namen het geloof van de hervormers aan.
De
moordenaars van Hus bleven niet werkeloos toezien toen zijn opvattingen
op grote schaal werden aangenomen. De paus en de keizer werkten samen om
de beweging de kop in te drukken: de legers van Sigismund vielen Bohemen
binnen.
Maar
er stond een bevrijder op. Ziska, die kort na het uitbreken van de oorlog
helemaal blind werd, was één van de bekwaamste generaals van zijn tijd.
Hij werd de leider van de Bohemers. Ze vertrouwden op Gods hulp, waren
overtuigd van de rechtvaardigheid van hun zaak en boden weerstand aan de
machtigste legers die tegen hen op de been werden gebracht. Telkens weer
huurde de keizer nieuwe troepen en viel Bohemen binnen, maar elke keer
leed hij een grote nederlaag. De Hussieten waren niet bang voor de dood en
niemand was tegen hen opgewassen. Enkele jaren na het uitbreken van de
oorlog stierf de dappere Ziska. Zijn plaats werd ingenomen door
Procopius, een even moedig en bekwaam generaal en in sommige opzichten een
knapper leider.
De
vijanden van de Bohemers, die wisten dat de blinde generaal dood was,
dachten dat het ogenblik nu gekomen was om alles wat ze hadden verloren te
heroveren. De paus organiseerde een kruistocht tegen de Hussieten en voor
de zoveelste keer werd een groot leger op de Bohemers losgelaten. Maar
ook deze strijdmacht leed een vreselijke nederlaag. Er werd een tweede
kruistocht georganiseerd. In alle pausgezinde landen van Europa werden
manschappen, geld en munitie bijeengebracht. Velen schaarden zich achter
de banier van de paus in de overtuiging dat ze eindelijk met de ketterse
Hussieten zouden afrekenen. De enorme strijdmacht was er weer van
overtuigd dat ze zou winnen en drong Bohemen binnen. Het volk sloot zich
aaneen om ze te verdrijven. De twee legers rukten naar elkaar op tot ze
alleen nog door de rivier van elkaar werden gescheiden. ,,De kruisvaarders
waren veel talrijker, maar staken de rivier niet over om te strijden tegen
de Hussieten, die ze al zover tegemoet waren gekomen. Ze stonden de Hussieten
aan te gapen, maar zeiden geen woord”.27 Toen bekroop een
geheimzinnige angst het vijandelijke leger. Het trok zich zonder slag of
stoot terug en verspreidde zich alsof het door een verborgen kracht was
verdreven. Het leger van de Hussieten richtte een groot bloedbad aan onder
de vluchtelingen. Een grote buit viel in handen van de overwinnaars,
waardoor de oorlog de Hussieten niet armer, maar rijker maakte. Enkele
jaren later werd er onder een nieuwe paus nog een kruistocht
georg~aniseerd. Ook nu werden uit alle katholieke landen van Europa
manschappen en middelen bijeengebracht. Er werd veel voorgespiegeld aan
degenen die aan deze gevaarlijke onderneming wilden deelnemen. De
afschuwelijkste misdaden zouden volledig worden kwijtgescholden. Wie in de
oorlog sneuvelde, zou een rijke beloning in de hemel krijgen en wie de
oorlog overleefde zou op het slagveld met eer en rijkdom worden overladen.
Weer werd er een enorm leger op de been gebracht dat de grens overschreed
en Bohemen binnenrukte. De strijdkrachten van de Hussieten trokken zich
terug en lokten de invallers steeds verder het land in, waardoor ze
begonnen te geloven dat ze de overwinning al hadden behaald. Toen hield
het leger van Procopius halt en rukte op naar de vijand om toe te slaan.
De kruisvaarders zagen toen in dat ze een fout hadden gemaakt en wachtten
in hun kamp de aanval af. Toen ze het gedreun van het oprukkende leger
hoorden, brak er paniek uit onder de kruisvaarders, nog voordat de
Hussieten te zien waren. Vorsten, generaals en gewone soldaten wierpen hun
wapenrusting weg en sloegen in alle richtingen op de vlucht. De pauselijke
legaat die de invasie leidde probeerde tevergeefs zijn verschrikte en in
de war gebrachte strijdkrachten weer te verzamelen. Hij deed alles wat hij
kon, maar werd door de stroom vluchtelingen meegesleurd. Het werd een
verpletterende nederlaag en weer viel een zeer grote buit in handen van de
overwinnaars.
Zo
vluchtte een zeer groot leger van moedige, krijgshaftige en goed geoefende
soldaten dat door de machtigste volken van Europa op de been was gebracht
voor de tweede keer zonder slag of stoot voor de verdedigers van een
klein, en tot op dat ogenblik, zwak volk. God had zijn kracht weer
geopenbaard. De invallers waren verschrikt door de boven-natuurlijke
kracht. De God die de legers van Farao in de Rode Zee had vernietigd, de
legers van Midian verdreef voor Gideon en zijn driehonderd man, in één
nacht de strijdkrachten van de trotse Assyriër had neergeslagen, had weer
zijn hand uitgestrekt om de macht van de verdrukker te vernietigen. ,,Daar
verschrikken zij, terwijl er geen verschrikking is; want God verstrooit
het gebeente van uw belager; gij doet hen beschaamd staan, want God heeft
hen verworpen”.28
De
pausgezinde leiders die alle hoop hadden opgegeven om nog met geweld te
overwinnen, gingen later met sluwheid te werk. Er werd een overeenkomst
gesloten waarin werd bepaald dat de Bohemers gewetensvrijheid zouden
krijgen. In werkelijkheid werden ze aan de macht van Rome overgeleverd. De
Bohemers hadden vier voorwaarden gesteld om vrede met Rome te kunnen
sluiten: de vrije verkondiging van het evangelie; het recht van de hele
gemeente op het brood en de wijn
bij het Heilig Avondmaal en het gebruik van de volkstaal voor
kerkdiensten; de geestelijkheid mocht geen enkel wereldlijk ambt bekleden
of wereld-lijk gezag uitoefenen; in geval van een misdrijf mocht alleen
een burgerlijke rechtbank recht spreken over geestelijken en leken. De
katholieke leiders stemden er ten slotte mee in ,,dat de vier punten van
de Hussieten werden aanvaard, maar dat hun interpretatie, dus hun juiste
betekenis, aan het concilie — met andere woorden aan de paus en de
keizer — voorbehouden bleef”.29 Op deze basis werd een
verdrag gesloten. Rome won door huichelarij en bedrog wat ze niet door
strijd had kunnen bereiken, want door haar interpretatie van de punten van
de Hussieten kon ze, zoals met de Bijbel, de betekenis in haar voordeel
verdraaien.
Veel
Bohemers begrepen dat de overeenkomst een gevaar betekende voor hun
vrijheid en weigerden ermee akkoord te gaan. Er ontstond tweedracht en
onenigheid. Dit leidde tot onderlinge strijd en bloedvergieten. De edele
Procopius sneuvelde in deze strijd en zo verloren de Bohemers hun
vrijheid.
Sigismund,
die Hus en Hiëronymus verraden had, werd nu koning van Bohemen. Hij hield
geen rekening met de eed die hij gezworen had om de rechten van de
Bohemers te handhaven en voerde het katholicisme in. Zijn onderdanigheid
aan Rome bracht hem echter weinig voordeel. Twintig jaar lang was zijn
leven een aaneenschakeling van moeite en gevaar geweest. Zijn legers waren
gedecimeerd en zijn schatkist was leeg door de lange, vruchteloze strijd.
Na één jaar aan het bewind te zijn geweeststierf
hij. Zijn koninkrijk was aan de rand van een burgeroorlog en zijn naam
was overladen met schande.
Er
kwam maar geen einde aan de beroering, de strijd en het bloedvergieten.
Weer vielen vreemde legers Bohemen binnen en door de tweedracht kwam er
nog meer verwarring in het land. De trouwe volgelingen van het evangelie
werden aan bloedige vervolgingen blootgesteld.
Terwijl
hun vroegere broeders een overeenkomst met Rome hadden gesloten en haar
dwaalleer gretig overnamen, hadden zij die het oude geloof hadden behouden
een afzonderlijke gemeente, de Broedergemeente, gesticht. Hierdoor
haalden zij zich de verwensingen van alle standen op de hals. Toch bleef
hun standvastigheid onwankelbaar. Ze moesten zich in bossen en holen
schuilhouden, maar kwamen samen om de Bijbel te onderzoeken en God te
aanbidden Van
de boodschappers die in het geheim naar verschillende landen werden
uitgestuurd, hoorden ze dat er hier en daar ,,enkelingen waren die de
waarheid hadden aangenomen, een paar in deze stad en dan weer een paar in
een andere stad; ze stonden zoals zijzelf ook bloot aan vervolgingen. Ze
hadden ook gehoord dat er in de Alpen een oude gemeente was die steunde op
de grondslagen van de Schrift en zich tegen de afgodische misbruiken van
Rome kantte”.3° Dit nieuws werd met grote vreugde ontvangen
en de Broedergemeente begon met de Waldenzen te corresponderen.
De
Bohemers bleven onwrikbaar trouw aan het evangelie terwijl ze wachtten op
het einde van de nacht van hun vervolgingen. In het donkerste uur keken ze
nog naar de horizon zoals mensen die uitkijken naar de dageraad. ,,Ze
moesten in zeer moeilijke tijden leven, maar... zij herinnerden zich de
woorden die Hus vroeger had gesproken en door Hiëronymus waren herhaald:
,Het zal nog een eeuw duren eer de dage-raad aanbreekt’. Deze woorden
waren voor de Taborieten (Hussieten) zoals de woorden van Jozef tot de
stammen die in gevangenschap leefden: ,lk ga sterven; God zal zeker naar u
omzien en u uit dit land voeren”.31 ,,Op het einde van de
vijftiende eeuw begonnen de Broeder-gemeenten langzaam maar zeker te
groeien. Ze konden niet helemaal ongestoord hun gang gaan, maar genoten
toch een betrekkelijke rust. In het begin van de zestiende eeuw waren er
in Bohemen en Moravië tweehonderd gemeenten”.32 ,,Zó
talrijk was het overblijfsel dat aan het vuur en het zwaard was ontsnapt
en de dageraad mocht zien die Hus had voorzegd”.33
1
-Wylie, b. 3, ch. i |
12-
Bonnechose, vol. 2, p. 67 |
23-
Bonnechose, vol. 2, p. 151 |
2
-Ibid.,
b.
3, ch. i |
13-
D’Aubigné, b. 1, Ch. 6 |
24-
lbid.,
vol.
2, pp. 151-153 |
3
-Matteüs 21 : 5 |
14-
Bonnechose, vol. 2, p. 84 |
25-
Wylie, b. 3, ch. 10 |
4
-Bonnechose, The Reformers Before the Reformation,
vol. i, p. 87 |
15-
Ibid.,
vol.
2, p. 86 |
26-
Bonnechose, vol. 2, p. 168 |
5
-2 Korintiërs 13 : 8 |
16-
Wylie, b. 3, ch. 7 |
27-
Wylie, b. 3, ch. 17 |
6
-Wylie,
b. 3, ch. 2 |
17-
Ibid.,
b.
3, ch. 7 |
28-
Psalm 53 : 6 |
7
-1 Koningen 18 : 17 |
18-
Ibid.,
b.
3, ch. 7 |
29-
Wylie, b. 3, ch. 18 |
8
- Bonnechose, vol. 1,
pp. 147, 148 |
19-
Bonnechose, vol. 1, p. 234 |
30-
Wylie, b. 3, ch. 19 |
9
-Ibid., vol. 1, .pp.
148, 149 |
20-
lbid.,
vol.
2, p. 141 |
31-
Ibid.,
b.
3, ch. 19 |
10-Ibid.,
vol.
1, p. 247 |
21-
Ibid.,
vol.
2, pp. 146, 147 |
32-
Ezra Hall Gillett, Life
and Times
of
John Huss, vol.
2, p. 570 |
11-Jacques
Lenfant, History of the Council of Constance, vol. 1,p. 516 |
22-
Matteüs 10 :18-20 |
33-Wylie,
b. 3, ch. 19 |
|